Identiteit, karma, leven na de dood etc.

[Gastblog bericht van Alex Schilperoort]

Met deze vraag worstelt de mens al heel erg lang. Misschien wel zolang de mens bestaat en zijn hersens is gaan gebruiken om over zichzelf na te denken waardoor er identiteit in ons is ontstaan. Alleen door het gevoel een identiteit te hebben kan de vraag opkomen of er leven voor en na de dood is.  De vraag is of een identiteit wel datgene is dat leeft al komt onze identiteit ons voor als heel erg levend en dat is natuurlijk ook zo. Het leven leeft en in dat leven, zoals de mens tot nu toe evolueerde, is een gevoel van identiteit ontstaan. Het leven is alomvattend en ook identiteit en leven zijn daarom één, hetgeen niet wil zeggen hetzelfde, en om die reden kan het dus niet zo zijn dat identiteit het leven zelf is dat geboren wordt en sterft. Het leven leeft en daarin vindt alles plaats, ook het ontstaan en verdwijnen van identiteit. Die hele beweging van geboorte en dood noem ik het constant aanwezige proces van incarnatie. De levende organismen in het leven ervaren, groeien, bloeien, eten drinken, zien, ruiken proeven, denken, huilen ,lachen, hebben lief, zijn gewelddadig en ga zo maar door. Het leven leert daar allemaal van zonder een vooropgezet doel, zonder plan, het leert zondermeer. Zo evolueert ook de mens door tot hij ophoudt te bestaan.  En al die ervaringen en daden die daaruit volgen en waarvan het leven “leert”wordt weer op de een of andere manier “teruggeven”. Dit  zou je Karma kunnen noemen. Dat verklaart dat alles steeds verandert. Dat doen wij niet maar het leven zelf wat wij óók zijn. Maar ook voordat de mens er was vond dat al plaats, anders waren wij er niet geweest,  en gaat door als de mens er niet meer is. Wonderbaarlijk en niet meer met door het menselijk brein te vatten, althans niet door de mijne. Het is om heel stil van te worden.

Feitelijk bestaat de dood daarom niet. Leven en dood zijn één, ondeelbaar. Dood is onlosmakelijk gezeteld in het leven zelf. Is het leven zelf. Dood leeft! Dat zal misschien voor heel veel mensen erg tegenstrijdig en voor de meesten van ons waarschijnlijk als onzinnige wartaal klinken en bovendien onaanvaardbaar. “Ik weet toch dat ik leef en ik zie toch dat er mensen, dieren, bomen, planten doodgaan en er weer nieuwe mensen en dieren geboren worden, en nieuwe planten en bomen groeien, ik ben toch zeker niet achterlijk”! Dat zullen veruit de meeste mensen zeggen. Nee ze zijn niet achterlijk. Er vindt natuurlijk geboorte en dood plaats in het leven. Dat ontkennen zou wel heel erg absurd zijn.

Zo beschouwd geloof ik niet dat de identiteit zoals je die van jezelf kent en in ons aanwezig is, opnieuw geboren wordt of al heeft bestaan. Als je denkt van wel noem ik dat het je toe eigenen van het leven. Leuk geprobeerd maar die vlieger gaat volgens mij niet op. Wel geloof ik dat de indrukken, ervaringen en daden die alle organismen opdoen in het leven en zich daarin uitdrukken, ook die van mensen en z’n identiteiten, a.h.w. constant verwerkt worden en in al of niet aangepaste vorm steeds weer terugkomen. Maar in een volgend leven? Het leven was er altijd al en zal er altijd zijn. Daarom is er geen vorig of volgend leven. Er is leven en dat leeft! Zo verandert alles constant door, behalve het leven zelf, dat is, is het enige dat onveranderlijk is, waardoor alles komt en gaat en steeds weer verandert.  Onverklaarbaar, fenomenaal en niet in woorden te vatten.

 

12 gedachten over “Identiteit, karma, leven na de dood etc.”

  1. Ik zal trachten in eigen woorden te reageren op dit stuk. Ik denk dat dit min of meer hetzelfde is als wat Alex hier bedoelt. Indien niet hoor ik het graag.
    In het stuk definieert de schrijver identiteit als voortkomende uit de mogelijkheid over zichzelf te kunnen nadenken. Door zijn denken creëert de mens dus zijn identiteit. Als we ons denken volledig konden losmaken van ons verleden (overal plakken we ons eigen gekleurde label op) en van onze toekomst (vervolg van verleden en sturing door karma) en volledig in het nu zouden kunnen leven, zouden we alle gelijk zijn en leven in de werkelijkheid. Nu leven we in onze eigen illusie, zijn daarin als het ware gevangen. Dat leven is eerder DOOD dan leven; het is een rennen van hier naar daar en van daar naar hier achter iets wat we niet kunnen bereiken. Het is een rennen in onwetendheid en een soort beneveld zijn, een soort onbewustzijn. Alhoewel de meeste mensen dat zo niet ervaren. Daardoor bouwen we nieuw karma op en doen we ervaring op en leren daarvan of niet. Als ons iets negatiefs overkomt kunnen we de omgeving daarvan namelijk de schuld geven en er tegen vechten, óf we kunnen de oorzaak bij onszelf zoeken en deze trachten te elimineren door neutraal naar onszelf te kijken. Dat laatste is leren. De andere methode levert alleen meer smart op en meer karma.

    Naast onze identiteit en het daarmee verbonden “leven” is er inderdaad een leven, dat eeuwig is. Dat is de tweevoudigheid van de mens, zoals er ook een tweevoudigheid is van de wereld. De aardse mens is verbonden met een hemelse tegenhanger, die zich niet kan uitdrukken, maar wel het werkelijke leven in zich verborgen houdt. Na de dood van de aardse mens wordt zijn karma en ervaring opgeslagen. Die aardse mens is dan niet meer. De identiteit houdt volledig op te bestaan. Na de geboorte van een mens wordt deze verbonden met een hemelse tegenhanger en neemt het daar opgeslagen karma over. Dit noemt de auteur het constant aanwezige proces van reïncarnatie. De aardse mens meent dat HIJ het is waar alles om draait, maar eigenlijk gaat het om zijn hemelse tegenhanger. Het doel van de aardse mens is om tot inzicht, weten te komen en zijn hemelse tegenhanger in dit “weten” weer op te wekken tot leven. Het doel is voor zijn dood als aardse mens te “sterven”, zodat de tegenhanger, de andere kan opwaken. Het aardse bewustzijn glijdt dan over in die van de tegenhanger. De tegenhangers, als we die zo mogen noemen, zijn alle één, zijn de gevallen Mensenzonen van weleer. Omdat ze Goden waren zijn ze eeuwig, ze zijn alomtegenwoordig. Hun bewustzijn is niet beperkt tot een centraal punt zoals bij ons aardse mensen, maar alles is bewustzijn voor hen. Dat is het werkelijke Leven.
    Aan dit alles ligt volgens mij wel een plan ten grondslag, in tegenstelling tot wat de auteur zegt.

  2. Ik geloof zelf niet zo in die tegenstellingen. Onze geestelijke ’tegenhanger’ (het hogere manas, als het verlichte voertuig van buddhi) kan wel terdege de gegeven inspiraties overbrengen naar de aardse vergankelijke persoonlijkheid. (wat het onophoudelijk ook doet, net zoals de zon in zijn actieve bestaan onophoudelijk op ons schijnt en actief bestaan biedt) Die invloed kán als een vorm van intuïtief vermogen integreren binnen onze dagelijkse gedragingen en handelingen. Maar dat blijft iedere dag een persoonlijke keuze op grond van de ervaringen die we telkens opdoen. Hetzij bewust als onbewust.

    Er bestaat mijnsinziens geen duidelijke scheiding. De reïncarnerende ego is de auteur en de aardse persoonlijkheid is de toneelspeler die (veelal onbewust) karmisch zijn of haar rol uitspeeld op dit tijdelijke toneel van bestaan.

    Onze zelfreflectie van een eigen identiteit is een gevolg van elektromagnetische werkzaamheid, die ons brein laat functioneren zoals het functioneerd en waar wij onze persoonlijke identiteit aan ontlenen. Maar dat betekend niet dat we niet ontvankelijk kunnen zijn voor onze hogere inspiraties die los staan van dit beperkte breinvermogen, wat slechts een zwakke afspiegeling is van Fohat.

    Een persoonlijk bestaan behelst niet slechts één mensenleven hier op aarde, maar zet zich voort in wat wij het hiernamaals noemen. (en theosofen het kama-loka en de staat van devachan noemen) Devachan wordt bestempeld als een gelukzalige staat van bewust gewaarzijn, waarin de reflectie van de voorafgaande persoonlijkheid tijdelijk bestaat als het panorama van onvervulde wensen en
    verlangens van de achtergelaten aardse persoonlijkheid. Maar ook die staat is een illusionaire werkelijkheid, net als dit aardse bestaan.

    Slaap en dood zijn broeders, wat ooit een wijsgeer verkondigde. Ik zie dat zelf ook zo. Eenderde van ons volledige waakbewustzijn vind plaats in wat we dromen of wat we een totale onbewustzijnde staat van zijn ervaren. Waarom zou ons port-mortale bestaan anders zijn?

  3. Frank, wat bedoel je met “Er bestaat mijns inziens geen duidelijke scheiding. De reïncarnerende ego is de auteur en de aardse persoonlijkheid is de toneelspeler die (veelal onbewust) karmisch zijn of haar rol uitspeelt op dit tijdelijke toneel van bestaan.”? Wat bedoel je met ego? Is dat iets anders dan het “ik” van de persoonlijkheid? En wat reïncarneert dan als je zegt dat dit ego reïncarneert? Hoe moet ik die reïncarnatie zien in het licht van de geboorte van een aardse persoonlijkheid? Misschien bedoelen we wel hetzelfde.
    Is dat hetzelfde als waar je zegt dat je niet zo gelooft in tegenstellingen. Bedoel je daarmee het onderscheid tussen het hogere manas en de aardse persoonlijkheid, als tegenstelling?

  4. Ik beschouw identiteit en ego als hetzelfde. Wat we denken te zijn. Alles waar we aan gehecht zijn. Het menselijk brein wil continuïteit en verzint van alles om dit blijvend te realiseren. Volgens mij is dit een illusie. Als we sterven, sterft de identiteit met ons. Het leven ( dat wat alles mogelijk maakt ) daarentegen gaat gewoon verder en kent noch begin noch einde.

  5. Van een vriendin kreeg ik volgende vertaling van een gedicht van John Keats:

    Op de Dood

    Kan dood slaap zijn,
    als leven dromen is
    en het geluk vervliet als ijdele schijn?
    De korte vreugde laat ons geen heugenis
    en toch lijkt sterven ons de diepste pijn.

    Vreemd is het, dat de mens op aarde zwerft
    en leeft in weedom,
    maar geen uur verzaakt
    zijn doornig pad; en dat zijn blik hier derft
    het zicht op streken waar hij straks ontwaakt.

    (John Keats | Vertaling Bert Voeten)

  6. Mooie blog, en inspirerend. Op een bepaalde manier bestaan denk ik zowel de dood als het leven, naast elkaar, zoals licht en donker, liefde en angst elkaar zichtbaar maken, elkaar definieren. Zo beweegt het leven in een continue cyclus van seizoenen, van geboren worden en weer dood gaan, en dan opnieuw. En ligt onze uitdaging misschien juist wel in leren zijn met dat steeds veranderende ritme – erin bewegen, berusten soms, en ook willen en kunnen ervaren wanneer dat moeilijk is, niet lukt en daar niet voor weg te lopen. Durf ik te weten, echt weten en vertrouwen dat dat continue ritme wordt vastgehouden door een groter Meer, een leven dat we niet kunnen bevatten maar dat zich soms via ons manifesteert. Ons ego helpt ons misschien om ons met een bepaalde intentie in het veld van dat meer te begeven, ookal vindt het het soms ook erg eng om te blijven in dat niet weten.

    Ook in werkende organisaties, of werkgemeenschappen blijft dit een continu gevecht. Durf je te organiseren, te leiden vanuit het vertrouwen dat wat er nodig is in de werkgemeenschap aanwezig is, dat de gemeenschap van mensen samen een antwoord heeft op het waarom, dat het inderdaad gaat over zin zien, in de kleine én de grote dingen? Durf je te organiseren en leiden vanuit de wetenschap dat alles tijdelijk is, dat een cyclus van geboren en weer doodgaan, van seizoenen, onvermijdelijk is? Durf je dan te accepteren dat je niet kúnt organiseren voor permanentie, voor almaar onwards en upwards, dat na de zomer altijd eerst een herfst en winter komt, voor een nieuwe lente? Want als je dat een beetje gaat durven betekent het ook op zoveel fronten een andere manier van leiding geven,

    Hoe daaraan vorm te geven, daar zou ik wel eens met anderen over willen praten.

  7. Het gevecht voor organisatie komt steeds in elke generatie weer terug, het komt denk ik omdat mensen hooguit een paar tientallen jaren hun vak blijven uitoefenen, velen gaan dood zonder dat hun buitengewone kennis en ervaring en ideeen zijn overgedragen aan de jongeren, soms sterft kennis inderdaad uit of blijft het lange tijd ongebruikt.
    Een van de meest kenmerkende dingen voor de moderne tijd in het onderwaarderen van oude kennis is bijvoorbeeld dat zaken als astrologie en numerologie niet worden meegenomen in de schoolkeuze van jongeren.
    De dagelijkse dingen vinden wij allemaal zo gewoon en zijn zoveel meer belangrijk, dat de tijd stil zijn gang gaat, en wij zelf blind worden voor het leven dat we leven.
    Onze cultuur is vaak zo onpraktisch en onrealistisch, zoveel mensen verdienen hun geld met mensen ziek maken terwijl zoveel anderen weer hun geld verdienen met mensen beter maken. Er worden zulke hoge eisen gesteld aan het vaardig burgerschap dat mensen automatisch worden uitgebuit als ze maar een klein moment niet in de rij lopen…….. zeker in nederland halen ze iedereen door de gehaktmolen,
    dan kan je het erop gooien dat het karma is als je leven in de soep loopt, maar het is eerder (astrologische)predestinatie dan karma denk ik.

  8. Ook organisaties zijn tijdelijke verdichtingen van mensen en activiteiten. Zolang er in ons economisch denken behoefte aan is bestaan ze en anders houden ze op te bestaan. Daar is op zich niets mis mee. Wat het betekent om in besef van de tijdelijkheid leiding te geven weet ik niet. Daar zal iedereen voor zichzelf een antwoord op moeten geven. Veel organisaties zullen echter de tijdelijkheid van de dingen niet in hun dagelijks handelen willen meenemen. Dat past niet in het beeld dat de meestel organisaties van zichzelf hebben gecreërd. De vraag is wat leidinggeven eigenlijk is en waarom we überhaupt leidinggeven en denken dat nodig te hebben. Het idee dat er geen leiding meer zou zïjn creërt waarschijnlijk grote gevoelens van onzekerheid en angst, terwijl er met zo ontzettend veel mensen op deze wereld die leidinggeven ook heel erg veel “mis” is. En onzekerheid en angst zijn er ook gewoon met leiding. Zolang de mens is wie hij is en doet zoals hij doet blijft het zoals het is, vrees ik.

    1. Misschien ligt daar dan wel een taak: verkennen van de ruimte die ontstaat als je leiding geven ter discussie stelt, als leidinggeven (en nemen) niet meer een vanzelfsprekende factor is in werkgemeenschappen, als we door de angst en onzekerheid heen kunnen kijken naar wat er aan de andere kant is van die behoefte aan leiding buiten onszelf (en in de geschiedenis afwisselend via goden, God, edelen, BN-ers, presidenten en terroristen ingevuld). Als wij (daar hoor ikzelf natuurlijk net zo goed bij) zouden kunnen blijven, voor heel even maar, in die ruimte van angst en onzekerheid aan de andere kant van leidinggeven, dan ontdekten we misschien dat het niet zo eng is, dat we het niet nodig hebben de ander zwart te maken om onszelf als wit te zien, te juichen om de dood van een terrorist.

      Naast onze existentiele menselijke angst, kennen we geloof ik ook een diep menselijke behoefte aan verbondenheid, aan samen zin zien in, zin maken van wie we doen en wat we zijn. Vorige week vroeg een aantal managers mij eens met hen na te denken over hoe leiding te geven aan leven en werk vanuit de essentie van mens zijn (ipv louter vanuit angst, controle en spreadsheet-gedreven zoeken naar grotere getallen (begrijp me niet verkeerd, geld is natuurlijk óók een factor). Het werd een roerende dag – een onthutsend erkennen dat simpel de uitnodiging tot een echt gesprek, zonder ‘ijsbrekers’ of andere acties om schilden neer te laten, dat echte gesprek teweeg bracht. Onthutsend, omdat het dan uiteindelijk zo simpel is. Misschien zijn we daar wel echt bang voor: dat als we erkennen dat het zo simpel is, we onze verantwoordelijkheid deze wereld mee te maken niet meer uit de weg kunnen gaan?

  9. Dat organisaties hun verantwoordelijkheid nemen is niet altijd vanzelfsprekend, het zijn enkel meer of minder goede namen die ze dragen, meer stellen ze niet voor. Eigenlijk is iedereen tot op zekere hoogte een anarchist, en organisaties onder elkaar zijn ook tot op zekere hoogte anarchistisch. Doordat dingen tijdelijk zijn worden ze als zinloos ervaren, maar het probleem is dat ze ook echt zinloos zijn, als alles is gezegd en gedaan, wat wil je er dan nog aan doen?

  10. Anjet, Angst ontstaat door ego wat denken is. Het ego zien(of identiteit ) en alles wat dat inhoudt, zo ook de angst die het is, en daar niet van weggaan maar in volle liefde zien dat je dat bent, is een van de moeilijkste dingen die er is. Als leidinggevende is dat nog moeilijker want in het zelfbeeld van de leider én in het beeld dat de mensen van de leider hebben past angst niet. En omdat iedereen ergens heus wel beseft dat dat eigelijk onzin is hebben we trucjes bedacht als kwetsbaar opstellen en zo. Maar als dat is om de angst te “overwinnen”helpt dat niet want angst valt niet te overwinnen. Het zit onlosmakelijk in ons ego opgesloten. Zolang we dat niet zien zal het zich blijven presenteren. Want al het bestaande dat zich uitdrukt, zo ook ons ego, is er om gezien te worden. En als je het werkelijk ziet en er bij stil blijft staan waardoor het de aandacht krijgt die het verdient, zal angst geen onrust meer veroorzaken. Het mag er zijn. Het gaat er volgens mij dus niet om er doorheen te kijken en in een andere ruimte te komen. Want wie is het die door angst heenkijkt om angst beter te kunnen handelen? Als dat een actie is van hetzelfde ego is het kansloos. Als we dat zouden zien zouden we inderdaad niet meer triomfantelijk staan te juichen omdat een terrorist is gedood, maar zou dat eerder voelen als een trieste nederlaag. Diep van binnen weten we dat is mijn stellige overtuiging, ook al laten de televisiebeelden iets anders zien.

Reacties zijn gesloten.