Atlantis is een Westerse mythe waar velen over geschreven hebben. De bron van alle verhalen over Atlantis zijn de oude Grieken. In Blavatsky’s woorden:
De geschiedenis van Atlantis en alle overleveringen daaromtrent zijn, zoals men weet, door Plato in zijn “Timaeus en Kritias” medegedeeld. Plato hoorde het als kind van zijn negentigjarige grootvader Kritias, die het in zijn jeugd gehoord had van een Solon, de vriend van zijn vader Dropidus. Solon was een van de Zeven wijzen van Griekenland. Men zou, zo vinden wij, geen betrouwbaarder bron kunnen vinden. [Geheime Leer, p. 656, S.D. 2, p. 743]
Al het voorafgaande was bekend aan Plato en vele anderen. Maar omdat geen enkele Ingewijde het recht had al wat hij wist te ontsluieren en te verkondigen, heeft het nageslacht slechts aanwijzingen gekregen. Daar deze Griekse filosoof meer als zedeleraar dan als aardrijkskundige en etnoloog of geschiedkundige wenste te onderwijzen, heeft hij de geschiedenis van Atlantis, die zich over vele miljoenen jaren uitstrekt, tot een gebeurtenis samengevat, die hij op een betrekkelijk klein eiland plaatste van 3000 stadiën lang en 2000 breed (of ongeveer 580 km bij 320, ongeveer het formaat van Ierland) terwijl de priesters Atlantis een werelddeel noemden, zo groot als ‘geheel Azië en Libië’ bij elkaar. Maar Plato’s verhaal draagt, hoezeer naar het algemeen voorkomen ook veranderd, de stempel der waarheid. In ieder geval heeft hij het niet verzonnen, want ook Homerus die vele eeuwen eerder leefde, sprak in zijn Odyssea over de Atlantes (die onze Atlantiërs zijn) en hun eiland. De overlevering was dus ouder dan de zanger van Ulysses. (Geheime Leer, p. 671, S.D. 2, p. 760, 761)
Blavatsky verbindt deze Griekse mythologie met Indiase en Chinese verhalen (p. 326, 332, 365 S.D. vol. 2) en met biologisch en geologische gegevens uit haar tijd (p. 778 en verder). Het hele Atlantische continent is onder water verdwenen, althans dat zegt men. Blavatsky beweert dat deze ramp de bron is van alle zondvloeden in de wereldmythologie – inclusief de bijbel (p. 751).
Moeilijker te geloven is Blavatsky’s bewering dat de bewoners van Atlantis reuzen waren (p. 764). In theosofische terminologie waren de Atlantiërs het vierde wortelras (p. 353). Nu zijn de concepten van rassen, ronden en wortelrassen moeilijk uit elkaar te houden. Ik hou het er voor nu op dat de huidige mensheid voor het grootste deel tot het vijfde wortelras wordt gerekend en dat het hele concept meer sociologisch en spiritueel dan fysiek en genetisch geïnterpreteerd moet worden.
Blavatsky vergeleek haar chronologie met die van geologen, maar kon het niet met ze eens zijn. Ze zegt:
Deze gebeurtenis, de vernietiging van het befaamde eiland Ruta (Roeta) en het kleinere Daitya, die 850.000 jaar geleden in het latere gedeelte van het Plioceen tijdperk plaats vond, moet niet verward worden met het verzinken van het voornaamste vasteland van Atlantis tijdens het Mioceen tijdperk. De geologen kunnen, hoe dan ook, het Mioceen tijdperk niet tot slechts 850.000 jaar geleden verschuiven; het is in werkelijkheid vele miljoenen jaren geleden dat het grootste deel van Atlantis vergaan is. (Geheime Leer 2, voetnoot, p. 276, 277; S.D. 2, p. 314)
In dit geval zat Blavatsky dichter bij de waarheid dan de geologen uit in tijd, in elk geval wat betreft het Mioceen. Wikipedia zeg dat het Mioceen een geologisch tijdperk is in de Neogeen. Het begon ongeveer 23,03 miljoen jaar geleden en eindigde 5,33 miljoen jaar geleden.
Een van de vreemdere aspecten van het verhaal van Atlantis is de naam. Hoewel Blavatsky in De Geheime Leer duidelijk maakt dat de naam niet de oorspronkelijke naam van het continent is, citeerde ze eerder een taalkundig feitje dat op zijn minst curieus is:
hoe kon de naam Atlanta bij Plato zelf ontstaan zijn? Atlanta is niet een Griekse naam, en haar opbouw heeft niets Grieks. Brasseur de Bourbourg probeerde dit jaren geleden al te bewijzen en Baldwin haalt hem aan in zijn Prehistoric Nations and Ancient America; hij verklaart dat: “De woorden Atlas en Atlantisch uit geen enkele in Europa bekende taal taalkundig kunnen worden afgeleid. Het zijn geen Griekse woorden, en zij kunnen met geen enkele bekende taal van de oude wereld in verband worden gebracht. Maar in het Nihuatl (of Tolteeks) vinden we onmiddellijk de stamletter a, atl. wat water, oorlog en de kruin van het hoofd betekent. Daarvan komt een reeks woorden, zoals atlan, de rand van, of het midden in het water, en daarvan komt weer het bijvoeglijk naamwoord Atlantisch. Ook hebben wij atlaca, strijden … Toen Amerika door Columbus ontdekt werd, lag er aan de rand van de Golf van Uraha in Darien een stad, Atlan genaamd, met een goede haven. Deze is nu gekrompen tot een onbelangrijke pueblo (dorp), Aclo genoemd. (Isis Ontsluierd, vol. 1, p. 756; Isis Unveiled, Vol. 1, p. 591; Baldwin: “Prehistoric Nations,” p. 179)
Na al deze onderbouwingen, al zijn ze dan een eeuw oud, meer over de spirituele geschiedenis van Atlantis. In de woorden van Blavatsky:
Om met de overlevering door te gaan, moet we toevoegen dat de orde van Hiërofanten in twee verschillende categorieën verdeeld was: diegenen die les kregen van de ‘Zonen van God’ van het eiland, en die ingewijd waren in de goddelijke leer van zuivere openbaring, en de andere, die het verloren gegane Altantis – als dat de naam was – bewoonden en die, omdat ze van een ander ras waren, geboren waren met een zintuig dat alle verborgen zaken omvatte, onafhankelijk van afstand en fysiek beletsel. Kortom, zij waren van het vierde ras, vermeld in de Popul Vuh, die onbeperkt konden zien en die alles tegelijkertijd wisten. Ze waren, misschien, wat we nu ‘geboren mediums’ zouden noemen, die noch streden noch leden om kennis te verkrijgen en die haar verwierven zonder enige opoffering als prijs te betalen. De eersten volgden de weg volgden van hun goddelijke leraren en hun kennis langzamerhand kregen, terwijl ze tegelijkertijd goed en kwaad leerden onderscheiden, waar de geboren adepten van Atlantis blindelings de aansporingen volgden van de grote onzichtbare ‘draak’, koning Thevetat (de slang van Genesis?). Thevetat had niets geleerd, maar was, om de uitdrukking van Dr. Wilder te lenen met betrekking tot de in verzoeking brengende slang, ‘een soort Socrates, die wist, zonder dat hij was ingewijd.’ Onder de kwade aansporingen van hun demon, Thevetat, werd het Atlantische ras dus een volk van boosaardige tovenaars. Om die reden werd de oorlog verklaard, waarvan het verhaal ons te ver zou voeren. De grote lijn kan men vinden in de misvormde allegorieën van het geslacht van Kaïn, de reuzen, en dat van Noah en zijn rechtschapen familie. De strijd eindigde met de overstroming van Atlantis, waarvan een afspiegeling te vinden is in de verhalen van de Babylonische en Mozaïsche zondvloed: ‘De reuzen en tovenaars .. en alle vlees .. gaf de geest … en alle mensen.’ Alle, behalve Xisoethros en Noach, die in de hoofdzaak geheel dezelfde zijn als de grote Vader van de Thlinkithiers in de Popol Vuh, het heilige boek der Guatemalanen, dat ook verhaalt van zijn ontsnapping in een grote boot, net als de Hindoe Noach, Waiwaswata.
Wanneer we ook maar een beetje geloof hechten aan de overlevering, moeten we het hele verhaal aan nemen, dat, uit de huwelijken van de nakomelingen van de hierofanten van het eiland en de afstammelingen van de Atlantische Noach, een gemengd ras van brave en boosaardige mensen voortkwam. Aan de ene kant had de wereld haar Henochs, Mozessen, Gautam Boeddha’s, haar talrijke ‘verlossers’ en de grote hiërofanten en aan de andere kant haar ‘natuurlijke magiërs’, die bij gebrek aan de zelfbeheersing van behoorlijke geestelijke verlichting, en tengevolge van de zwakheid van hun lichamelijke en verstandelijke organisatie, onopzettelijk hun krachten voor slechte doeleinden misbruikten.
Mozes had geen woord van afkeuring voor deze adepten in het voorspellen en andere vermogens, die hun geleerd waren in de in de Bijbel vermelde scholen van esoterische wijsheid (*). Zijn aanvallen beperkten zich tot hen die, bewust of onbewust, de vermogens die zij van hun Atlantische voorouders geërfd hadden verlaagden in dienst van kwade geesten, ten nadele van de mensheid. Zijn woede richtte zich tegen de geest van Ob, niet die van Od.
* 2 Koningen XXII, 14; 2 Kronieken XXXIV, 22
[Isis Ontsluierd, p. 757; Isis Unveiled, Vol. 1, p. 592-594]
Dit is het begin van een heel ander thema in het werk van Blavatsky: het verschil tussen witte en zwarte magie. Ofwel het verschil tussen (onbewust) egoïstisch misbruik spirituele vermogens en bewust onzelfzuchtig gebruik hiervan. Al in dit vroege werk gelooft ze dat morele training gecombineerd met spiritueel onderricht een ‘Zoon van God’ maakt, terwijl het volgen van natuurlijk mediumschap in de meeste gevallen leidt tot kwaad.
De geheime leer
H.P. BlavatskyVoetnoot
Zoals gebruikelijk geef ik bij citaten van Blavatsky zowel de Engelse pagina nummers als de gebruikte Nederlandse. Elke uitgave van De Geheime Leer geeft ook de pagina nummers in The Secret Doctrine om onderlinge verwijzingen te vergemakkelijken. De vertalingen van De Geheime Leer komen uit de alom geprezen Fricke uitgave van De Geheime Leer (niet meer in druk). Deze heb ik hier en daar gemoderniseerd in zowel het taalgebruik als spelling.
Isis ontsluierd set
H.P. Blavatsky
In geval van Isis Ontsluierd heb ik gebruik gemaakt van de Couvreur vertaling. Ook daarbij heb ik waar nodig de vertaling gemoderniseerd.