De zwarte piet discussie maakt zichtbaar wat veel Nederlanders graag ontkennen: we hebben discriminatie in Nederland.
Het verbaast me hoeveel mensen het verband tussen zwarte piet en discriminatie niet zien. OK – het is een geliefde traditie, maar het moet mogelijk zijn die in een vorm te gieten die onze kinderen niet leert om mensen met een donkere huidskleur als dienaars te zien.
En zeg niet dat je het voor de kinderen doet, als je protesteert tegen verandering. Zolang er een nar-achtige figuur is die om Sinterklaas heen holt, zal het geen kind iets kunnen schelen. Nee, het zijn de volwassenen die hier een probleem maken: zij zijn degenen die gehecht zijn aan zwarte piet in zijn huidige vorm. De kinderen worden gewoon geconditioneerd zoals wij volwassenen dat regelen. Als wij zwarte piet veranderen, dan zullen de kinderen dat gewoon accepteren. En de jongsten merken het niet eens.
Misschien zou het me niet moeten verbazen dat veel Nederlanders niet begrijpen wat het probleem is met zwarte piet: veel Nederlanders (ik heb er meerdere gesproken) zien ook niet wat er mis is met een collega op kantoor ‘pinda’ te noemen. En al begrijpen we wel dat het discriminatie is om iemand vanwege zijn huidskleur af te wijzen voor een stageplek, we denken vaak dat het een uitzondering is.
Ik volg de discussie over discriminatie in Amerika en daar kunnen we wat van leren. Het belangrijkste is dat de geprivilegieerde groep zelden merkt dat er een probleem is. Dus als ‘wij’ ‘gewone’ blanke Nederlanders niet ervaren dat er discriminatie is, dan zal het wel meevallen. Maar als ik er over nadenk, dan denk ik niet dat als een Marokkaanse man een politiebureau binnen loopt, hij net zo netjes behandeld wordt als ik, in dat zelfde politiebureau. Net zoals ik niet verwacht dat ik het net zo makkelijk zou hebben als politieagent, als een mannelijke collega met verder vergelijkbare eigenschappen.
Verder zijn er altijd mensen binnen de gediscrimineerde groep die in een goed blaadje willen blijven met ‘de groep’ en dus niet aangeven dat er een probleem is, zelfs als je er om vraagt. ‘Het valt wel mee’. Zo klinkt het probleem nog kleiner dan het al klonk.
We zijn, als Nederlanders, heel graag het netste jongetje in de klas. Maar als daardoor discriminatie onbespreekbaar is, dan is dat net zo’n groot probleem als het ontkennen van problemen met bepaalde groepen allochtone jongens.
Ik lees eens per jaar de VPRO gids. Sunny Bergman schreef daarin deze maand een goede column over mansplaining en whitesplaining. Mansplaining is als een man jou, als vrouw, gaat uitleggen hoe iets zit. Negerend dat jij daar veel meer van af weet dan hij. Whitesplaining is als witte mensen gekleurde mensen gaan uitleggen hoe het zit met racisme. Ze concludeert:
Whitesplaining is ook: beweren dat de VN-adviseuse Verene Sheppard – die in Oktober 2013 stelde dat zwarte piet een racistisch stereotype was – daar niet ‘objectief’ over kan oordelen omdat zij zelf zwart is. Want objectief, dat kunnen blijkbaar alleen witte heterosexuele mannen zijn. (*)
Een heleboel discriminatie is sluipend. Het is heel moeilijk bewijsbaar voor de individuele Marokkaan dat hij die baan niet kreeg vanwege zijn achternaam. Zwarte Piet daarentegen: daar kunnen we wat aan doen met zijn allen. Laten we dat dan ook doen!
(*) Overigens is er veel voor te zeggen dat objectief helemaal niet bestaat als het om sociale processen gaat. In de antropologie is daarom het woord intersubjectief uitgevonden. Vrij vertaald: recht doen aan alle perspectieven. Om in het sociale discours voor systematisch racisme te corrigeren is het handig om daarbij juist het perspectief van de underdog extra serieus te nemen. Zeker over een onderwerp waar je geen ervaring mee hebt.